Ga naar inhoud


Interessante uitspraak voor huurders - tijdstip huurcontract is bepalend!


Aanbevolen berichten

Geplaatst:

Voor de schotelbezitters/huurders onder de lezers:

Er is een interessante uitspraak gepubliceerd inzake schotelantennes:

 

2 huurders, 2 identieke situaties, 1 woningbouwvereniging. Alleen: huurder B heeft huurcontract vóór 01-08-2003, huurder A ná deze datum.

Huurder A en B zijn familie, en komen ook bij elkaar over de vloer.

Uitspraak: huurder A moet schotel weghalen, huurder B kan hem laten hangen (1 schoteltje is voldoende).

 

Leuk leesvoer:

------------------------------------------------------------------------------

LJN: BC2047,Sector kanton Rechtbank Alkmaar , 236634 CV EXPL 07-816

 

Datum uitspraak: 01-11-2007

Datum publicatie: 17-01-2008

Rechtsgebied: Handelszaak

Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Verhuurder vordert verwijdering schotelantennes van twee huurwoningen (Adres A en Adres B). Huurovereenkomst adres A dateert van vóór 1 augustus 2003. m.b.t. Adres A wordt de vordering toegewezen, nu art. 7:215 lid 6 niet van toepassing is ingevolge art. 206a Ow NBW. De huurovereenkomst m.b.t. adres B is ingegaan op 17 november 2003. Ten aanzien van die woning wordt de vordering, na afweging van belangen, toegewezen.

 

 

Uitspraak

 

RECHTBANK ALKMAAR

Sector Kanton

 

Locatie Den Helder

 

zaak/rolnr.: 236634 \ CV EXPL 07-816 WG

Uitspraakdatum: 1 november 2007

 

Vonnis in de zaak van:

 

de stichting Stichting Woningstichting Den Helder te Den Helder

eisende partij

verder ook te noemen: de Woningstichting

gemachtigde: mr. J. de Beurs, advocaat te Den Helder

 

tegen

 

1. [huurder 1], wonende te Den Helder, [adres 1]

2. [huurder 2], wonende te Den Helder, [adres 2]

gedaagde partij

verder ook te noemen: gedaagden respectievelijk [huurder 1] of [huurder 2]

gemachtigde: mr. F.A. Niamut, werkzaam ten kantore van SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.

 

Het procesverloop

 

De Woningstichting heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 30 maart 2007.

Gedaagden hebben bij antwoord verweer gevoerd.

Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis d.d. 24 mei 2007 een comparitie gelast, die is gehouden op 4 oktober 2007, in aanwezigheid namens de Woningstichting de heer [X.], manager bewonersparticipatie, en [huurder 1] en [huurder 2], partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.

Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.

De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.

Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

 

De vaststaande feiten

 

1. [huurder 2] huurt met ingang van 16 maart 1995 van de Woningstichting een woning gelegen aan de [adres 2] te Den Helder. De huurovereenkomst is vastgelegd in een akte gedateerd 16 maart 1995. De bepalingen van het huurreglement genaamd H.R.-'86 zijn van toepassing.

 

2. [huurder 1] huurt met ingang van 17 november 2003 van de Woningstichting een woning gelegen aan de [adres 1] te Den Helder. De huurovereenkomst is vastgelegd in een akte d.d. 10 november 2003. De bepalingen van het huurreglement genaamd H.R.-99 zijn van toepassing.

 

3. H.R.-99 bepaalt onder meer: "Artikel 8

1. Huurder behoeft schriftelijke toestemming van verhuurder voor het aanbrengen van wijzigingen in of aan het gehuurde.(...)

Artikel 16

1. Het is huurder niet toegestaan:(...)

p. buitenantennes of schotelantennes aan te brengen indien het gehuurde is of kan worden aangesloten op het kabelnet;(...)"

H.R.-'86 bepaalt onder meer:

"Artikel 11

2. Huurder behoeft schriftelijke toestemming van verhuurder voor het aanbrengen van wijzigingen in of aan het gehuurde.(...)

Artikel 20

2. Het is huurder niet toegestaan:(...)

p. buitenantennes aan te brengen indien het gehuurde is of kan worden aangesloten op het kabelnet, danwel op een centrale antenne-inrichting;(...)"

4. [huurder 1] en [huurder 2] zijn echtgenoten, maar leven duurzaam gescheiden.

5. Op 29 mei 2000 en 10 mei 2004 heeft de [huurder 1] (de eerste keer kennelijk mede namens [huurder 2]) aan de Woningstichting toestemming verzocht om een schotelantenne bij de woningen aan respectievelijk de [adres 2] en de [adres 1] te plaatsen. De Woningstichting heeft beide keren toestemming verleend op een aantal voorwaarden:

"D. U dient de antenne zo laag mogelijk, niet vast aan de woning, de schuur, of overig gehuurde objecten en niet zichtbaar vanaf de openbare weg te plaatsen. Plaatsing of montage aan schoorstenen en op daken is niet toegestaan. Bij noodzakelijke bevestiging van de antennekabel aan andere huurwoningen dan van betrokkene dient schriftelijke toestemming, ondertekend door de huurder van de betreffende woning, te worden overgelegd.

E. U dient de antenne ongeveer 10 cm boven de grond aan de achterzijde (terraszijde) van de woning en niet zichtbaar vanaf de openbare weg te plaatsen. Plaatsing of montage aan voor- of zijkant van de woning is niet toegestaan.

F. Tevens mogen overige huurders niet in hun woongenot belemmerd worden.(...)

Indien u niet aan deze voorwaarden kunt of wilt voldoen, mag u niet tot plaatsing overgaan. Tevens is deze vergunning dan terstond vervallen."

[huurder 1] heeft door middel van schroeven en/of moeren schotelantennes bevestigd aan de voorgevels van beide woningen, waarna de Woningstichting meermalen, doch vergeefs hem en [huurder 2] heeft gesommeerd om ofwel aan de voorwaarden te voldoen ofwel de schotelantennes te verwijderen, zulks laatstelijk bij brief van haar advocaat d.d. 22 januari 2007 aan beide huurders.

 

Het geschil

 

6. Met een beroep op de hiervoor geciteerde bepalingen uit de resp. huurreglementen stelt de Woningstichting dat de [huurder 1] en [huurder 2] niet gerechtigd zijn om een schotelantenne aan de gehuurde woning aan te brengen, nu die is of kan worden aangesloten op het kabelnet. Zij vordert dan ook verwijdering daarvan op straffe van een dwangsom en met machtiging om zulks zonodig af te dwingen met behulp van de sterke arm. Zij acht de schotelantennes ontsierend, zeker als meerdere huurders hiertoe zouden (mogen) overgaan en stelt dat door de bevestiging schade is of kan ontstaan aan het gehuurde.

 

7. [huurder 1] en [huurder 2] hebben daartegen aangevoerd dat de Woningstichting haar rechten heeft verwerkt doordat zij jaren heeft stilgezeten en de situatie heeft gedoogd. Uit gevoerd overleg in het verleden mochten zij er van uitgaan dat de Woningstichting niet of niet langer bezwaar had. Voorts wijzen zij erop dat hun belang bij handhaven van de schotelantennes zwaarwichtig is en opweegt tegen dat van de Woningstichting bij verwijdering. [huurder 2] is van Poolse afkomt en woont samen met haar zoon, met wie zij een bedrijf exploiteert dat zich bezig houdt met het adviseren en begeleiden van Poolse werknemers in Nederland. De daartoe benodigde actuele kennis en informatie is slechts via bepaalde Poolse televisiezenders te verkrijgen. De zoon verblijft tevens regelmatig bij [huurder 1] zodat ook op diens adres de noodzaak van ontvangst van Poolse televisiezenders bestaat. Via kabel of internet zijn de betreffende zenders niet te ontvangen, slechts via een schotelantenne. Voor een goede ontvangst is bevestiging op de voorgevel noodzakelijk, zo is gebleken en van deskundige zijde beaamd. Vrees voor precedentwerking is ongerechtvaardigd. De buren hebben geen bezwaar en [huurder 1] en [huurder 2] zijn bereid om de kleurstelling van de schotels desgewenst aan de wensen van de Woningstichting aan te passen.

 

De beoordeling

 

8. De kantonrechter stelt voorop dat geen van de door [huurder 1] en [huurder 2] aangevoerde feiten en omstandigheden de conclusie wettigt dat de Woningstichting op enig moment ongeclausuleerd toestemming heeft verleend om schotelantennes aan te brengen op de voorgevel van de betreffende woningen. Evenmin is sprake van gedragingen of uitlatingen van de Woningstichting, op grond waarvan zij haar recht - indien bestaand - om verwijdering te eisen heeft verwerkt. Integendeel, uit de overgelegde correspondentie blijkt juist dat de Woningstichting vanaf den beginne slechts beperkte - voorwaardelijke - toestemming heeft verleend.

 

9. In art 7:215 lid 1 BW is bepaald dat de huurder niet bevoegd is om de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt. In lid 6 van dat artikel is bepaald dat hiervan niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken, tenzij het de buitenzijde van de gehuurde woonruimte betreft. Ingevolge het overgangsrecht (art. 206a Ow NBW) geldt deze tenzij-regel evenwel niet voor op 1 augustus 2003 bestaande huurovereenkomsten. De overeenkomst tussen de Woningstichting en [huurder 2] dateert van voor die datum, zodat contractuele bepalingen op dit punt (in dit geval: die van het H.R.-'86) niet ten nadele van de huurder mogen afwijken van de in lid 1 van art. 7:215 BW gegeven regel. Van belang is hier dus of het bevestigen van een schotelantenne aan de gevel een wijziging of toevoeging is als bedoeld in het eerste lid. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. Gesteld noch gebleken is dat het verwijderen van de antenne bij het einde van de huur noemenswaardige kosten (voor de verhuurder) met zich meebrengt; de schotel (een relatief klein en niet al te zwaar object) is immers met enkele bouten of schroeven aangebracht en de gaten zullen naar verwachting eenvoudig en goedkoop kunnen worden opgevuld of onzichtbaar gemaakt. Uit het bepaalde in lid 2 valt voorts af te leiden dat de wetgever doorslaggevend belang acht aan de gevolgen voor de verhuurbaarheid of waarde van het gehuurde. Het is niet aannemelijk dat deze factoren een rol van betekenis spelen; de Woningstichting heeft op dat punt in elk geval onvoldoende gesteld. Evenmin heeft de Woningstichting voldoende feitelijk onderbouwd, laat staan aannemelijk gemaakt dat de Woningstichting door de bevestiging van de schotelantenne een concreet en reëel risico loopt op aansprakelijkheid wegens gebrekkige opstallen, zoals zij heeft gesteld. Dit betekent dat [huurder 2] zich niet hoeft te storen aan het contractuele verbod omdat dit in strijd is met een dwingende wetsbepaling, zodat zij geen toestemming van de Woningstichting nodig heeft. De vordering tegen haar zal dan ook worden afgewezen.

 

10. Wat [huurder 1] betreft ligt de zaak anders. De huurovereenkomst tussen hem en de Woningstichting is gesloten na 1 augustus 2003, zodat het contractuele verbod niet in strijd is met de wet, nu lid 6 van genoemd artikel dit toelaat in het geval dat (zoals hier) sprake is van veranderingen aan de buitenzijde van het gehuurde.

 

11. [huurder 1] heeft evenwel een beroep gedaan op art. 10 lid 1 EVRM, dat ook werking heeft tussen civiele partijen en bepaalt dat ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting, hetgeen omvat de vrijheid om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen en (in dit geval specifiek:) het recht van vrije nieuwsgaring. Een inbreuk daarop is slechts geoorloofd overeenkomstig lid 2, in geval van een dringende maatschappelijke behoefte en noodzakelijkheid waarbij beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol spelen. Daarbij dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen. Aan de kant van de Woningstichting is dat, ook naar het oordeel van de kantonrechter, het ontsierend karakter van de schotelantennes en gerechtvaardigde vrees voor wildgroei, dat samenhangt met de bijzondere positie van de Woningstichting als verhuurder van grote aantallen, dicht bij elkaar wonende huurders; dat daarvan thans geen sprake is maakt die vrees niet ongegrond, nu de Woningstichting immers als beleid voert dat zij de schotelantennes niet toestaat en mag worden aangenomen dat veel huurders zich daaraan zullen houden zonder de confrontatie te willen opzoeken. Het belang van [huurder 1] om Poolse televisiezenders te ontvangen weegt in vergelijking daarmee niet zwaar genoeg. Hij is zelf niet van Poolse nationaliteit/afkomst en spreekt naar eigen zeggen de taal niet behoorlijk. Hij leeft duurzaam gescheiden van zijn (Poolse) vrouw. Tijdens de comparitie heeft hij nog gesteld dat niet alleen zijn vrouw en haar zoon, maar ook hijzelf bij het hierboven bedoelde bedrijf betrokken is. De kantonrechter ziet echter de noodzaak van de vestiging van dit bedrijf op twee adressen niet in (het bedrijf zou overigens nog op een derde adres zijn ingeschreven), nog daargelaten dat bedrijfsmatige activiteiten vanuit een huurwoning niet zonder meer zijn toegestaan, zoals de Woningstichting onbetwist heeft gesteld. De bedrijfsbelangen worden voldoende gediend door de toegestane schotelantenne op het adres [adres 2].

 

12. De vordering tegen [huurder 1] is daarom wel toewijsbaar, met dien verstande dat de gevraagde machtiging om de verwijdering af te dwingen met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen, nu reeds uit de wet volgt dat reële executie plaatsvindt door de deurwaarder met zonodig politiebijstand (art. 434 Rv jo. art 2 Politiewet 1993).

 

13. Gelet op de uitslag van deze procedure zal de Woningstichting worden veroordeeld in de kosten van [huurder 2]. [huurder 1] zal worden veroordeeld in de helft van proceskosten van de Woningstichting.

 

De beslissing

 

De kantonrechter:

 

Veroordeelt [huurder 1] om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de schotelantenne aan de buitenkant van het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres 1] te Den Helder te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 25.000,00 zo [huurder] mocht nalaten hieraan gevolg te geven.

 

Veroordeelt [huurder 1] in de proceskosten die tot heden voor de Woningstichting worden vastgesteld op een bedrag van € 327,93, waaronder begrepen een bedrag van € 150,00 voor salaris van de gemachtigde van de Woningstichting [waarover de [huurder 1] geen BTW verschuldigd is].

 

Wijst de vordering tegen [huurder 2] af.

 

Veroordeelt de Woningstichting in de proceskosten, die tot heden voor [huurder 2] worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 voor salaris van de gemachtigde van [huurder 2], waarover de Woningstichting geen BTW verschuldigd is.

 

Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.

 

Wijst af het meer of anders gevorderde.

 

Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 1 november 2007 in het openbaar uitgesproken.

VU+ Duo - OpenPli 4.0 - VU+ Solo - OpenPli 4.0

TeVii DVB-S2 - MyTheatre - DVB Dream
Wavefrontier T90 (0,8W - 28,5E) - Triax 88(30W) - 2x EMP 168-w V2


Maak een account aan of log in om te reageren

Je moet een lid zijn om een reactie te kunnen achterlaten

Account aanmaken

Registreer voor een nieuwe account in onze community. Het is erg gemakkelijk!

Registreer een nieuwe account

Inloggen

Heb je reeds een account? Log hier in.

Nu inloggen
  • Wie is er online   0 leden

    • Er zijn geen geregistreerde gebruikers deze pagina aan het bekijken
×
×
  • Nieuwe aanmaken...