Ga naar inhoud


Wat vinden we van stierenvechten in Spanje??


Gast Kimble

Aanbevolen berichten

Die "andere stierenvechters" waren wel goed voor de stieren?

Ik ben allergisch voor pollen en mensen die regels uitvaardigen, maar er zichzelf niet aan houden.

 

Amstrad650D2Mac>>TF5000PVR>>etc.>>/DB7025+/TF5300KPN,VU+Duo Moteqc2100a-schotel 1mtr-X-Cam/Aston 1.05.

Link naar reactie
Delen op andere sites


  • Reacties 88
  • Aangemaakt
  • Laatste reactie

Beste reacties in dit topic

Beste reacties in dit topic

Geplaatste afbeeldingen

en dan nog maar een...

 

Zoals hierboven al gezegd wordt die arena waar ik eens ben geweest maar enkele dagen gebruikt met een stier erbij, andere dagen gebruikt men die bv voor een paarden / koetsen show of andere NIET stier gerelateerde zaken. Ook mooi trouwens.

PIC_0011.JPG

 

PIC_0017.JPG

Op naar de 2000 .....duurt nog even :-)

Link naar reactie
Delen op andere sites

Origineel bericht van: mapi
zelfs de stier werd met respect behandeld.


@mapi,

Kijk eens op deze site en met name naar de foto's.....

Hoe kun je nou in hemelsnaam met droge ogen beweren dat de stieren met respect worden behandeld? confusedcry


Met vriendelijke groeten wink

sattaz
Link naar reactie
Delen op andere sites

respect moet je zien in de context van de regels van het gevecht.... Dit betekend dat het einde van de stier zo snel en kort mogelijk moet gebeuren door de toreador , Die stier heeft tenslotte een gevecht geleverd met hem en mag absoluut niet teveel lijden op het laatst.... zo moet je het woord respect zien...

 

Als de toreador de stier op zijn laatst onnodig laat lijden ( ik weet het is dubbel... ) dan is hij zeer fout en joelen de mensen hem uit. de stier verdiend dat niet.... ( weer dubbel... )

Op naar de 2000 .....duurt nog even :-)

Link naar reactie
Delen op andere sites

Citaat:
Het paard is het grootste goed dat een toreador heeft. bij een Rejoneo( stierengevecht ter paard ) wisselt de stierenvechter tig keer van paard. hij heeft soms tot wel 7 paarden en wisselt na elke run het paard opdat het verzorgt kan worden en kan uitrusten. Tussendoor wisselt hij direct het paard als er maar het kleinste is gebeurd.

Dus zoals eerder vermeldt door iemand worden de paarden NIET mishandeld opdat niemand ze hoort schreeuwen van de pijn / angst...

Ik heb het eens gezien ( niet in een toeristisch gevecht, maar bijna exclusief Spanjaarden waar het zeer moeilijk is entree kaarten te krijgen. De arena van Ronda, Daar vecht men iets van 4 dagen per jaar.... meer niet.
Ik was verbaasd over hoe men omging met hun paarden en zelfs de stier werd met respect behandeld ( oke het einde kennen we ) Maar als een stieren gevechter de stier niet goed behandelde werd hij uitgejouwd . Het is het slechtste wat men kan doen.


Kan ik alleen maar bevestigen. Het stierengevecht dat ik heb bijgewoond was toevallig ook in Ronda. Ik heb dit enkel kunnen bijwonen in gezelschap van een bevriend Spaans echtpaar. Toeristen kunnen héél moeilijk aan kaarten geraken , laten we zeggen praktisch niet , dus die arena zat vol met Spanjaarden.
Hierbij wordt dan ook de stelling doorbroken dat een stierengevecht enkel zou bedoeld zijn om de toeristen te plezieren.
Ik had het geluk dat die Spaanse vriend mij op een heel deskundige wijze wist te vertellen over de historiek en de symboliek van het ganse gebeuren.
Het is derhalve heel gemakkelijk om iets af te breken uit een andere cultuur als men niet eens weet over wat de essentie gaat.

feedhunting , a crazy hobby !

 

Edison OS mio 4K UHD + Octagon SF8008 4K UHD + Dr.HD F15 + Edison OS mini + Technomate TM-5402 HD M3 CI   , Moteck SG2100 + Deltastar 90 cm + Invacom C120 QDF-031 Quad lnb + SkyStar HD2,TBS5927 , en TT-budget S2-1600 kaart. Channel Master 180 cm schotel + ESX241 lnb voor C-band.

DVB-T2 via Oostvleteren,Egem,Mont des Cats,Bouvigny en Doornik.

Link naar reactie
Delen op andere sites

heee, das toevallig....Ronda

 

 

Trouwens , even voor de duidelijkheid. Ik ben niet een voorstander noch ook een tegenstander voor het stierengevecht.

 

Maar die stier heeft tenminste nog een kans om zijn slachter bij z'n ballen te pakken. eek

 

Maar ik geef toe dat ik het mooi vindt om te zien. Ik heb tot nu alleen het rejoneo gezien ( vanaf paard ) , Het te voet nog niet, dat leek me te puur en daarvoor moet je echt de regels kennen om enig iets te begrijpen.

 

 

Voor mij blijft het een cultuur iets van hun, waar ik me niet mee moet bemoeien... Laten we eerst eens voor onze eigen deur vegen alvorens we bij de buren kijken wat die fout doen....

 

 

Op naar de 2000 .....duurt nog even :-)

Link naar reactie
Delen op andere sites

Origineel bericht van: mapi
Origineel bericht van: sattaz

Een meerderheid van de Spaanse bevolking is tegenstander van deze brute stierengevechten. De afgelopen decennia was het stierenvechten nog wel redelijk populair bij de echt oude traditionele garde onder de Spaanse bevolking doch deze sterft langzaam uit. Het merendeel van de aanwezigen tijdens de corridas bestaat uit toeristen, die nog steeds denken dat het een eerlijke strijd is tussen mens en dier, terwijl ze noch van de hoed, noch van de rand weten. De hele stierengevecht-business, om het zomaar even te noemen, draait vrijwel geheel op toerisme.


Sorry maar dat is niet waar, als in bv Real Madrid speelt zijn de straten leeg, als een van de grote der stierenvechters aantreedt zijn de straten net zo leeg en zit iedereen aan de buis gekluisterd. Als je dan de Spaanse cafe's ingaat staat het stierengevecht op, als er geen gevecht op is heeft men zelfs vaak een programma rondom het stierengevecht op staan. Daar laten ze het opgroeien van de stieren zien en veel meer info.



@@mapi,

Ik lees op Internet dat enquetes uitwijzen dat de meerderheid van de Spanjaarden tegen stierenvechten is.

Die berichtgeving op Internet klopt dus niet?!


Met vriendelijke groeten wink

sattaz
Link naar reactie
Delen op andere sites

@Crazy Sat en mapi,

 

Hieronder enkele links waarin wordt ingegaan op het stierenvechten.

 

Worden de feiten daar volgens jullie goed weergegeven en zo nee,

welke feiten kloppen er niet en hoe zit het volgens jullie dan wel?

 

Stierenvechten: Traditie of gruwelijke dierenmishandeling? - Deel 1

Stierenvechten: Traditie of gruwelijke dierenmishandeling? - Deel 2

 

 

Met vriendelijke groeten wink

 

sattaz

Link naar reactie
Delen op andere sites

@Crazy Sat en mapi,

 

Hieronder een werkstuk waarin het stierenvechten meer persoonlijk wordt behandeld.

 

Ook hier de vraag of de feiten volgens jullie goed worden weergegeven en zo nee,

welke feiten kloppen er niet en hoe zit het volgens jullie dan wel?

 

 

INHOUD PROFIELWERKSTUK GESCHIEDENIS VAN HET STIERENVECHTEN

 

Hoofdstuk 1

- 1.1 Wat is de geschiedenis van het stierenvechten?

- 1.2 Hoever gaat de liefde of haat van de Spanjaarden voor deze sport?

- 1.3 Wordt er in andere landen ook aan deze sport gedaan?

 

Hoofdstuk 2

- 2.1 Hoe gaat het stierenvechten in zijn werk?

- 2.2 Welk soort wapens wordt er voor en tijdens het gevecht gebruikt?

- 2.3 Heb je er een opleiding voor nodig, en hoe ziet die opleiding eruit?

- 2.4 Hoeveel professionele stierenvechters zijn er in Spanje?

- 2.5 Hoeveel stierenvechters werden er in de loop der jaren gedood tijdens het

beoefenen van deze sport?

- 2.6 Zijn er ook vrouwen, kinderen of oudere mensen die deze sport beoefenen?

 

Hoofdstuk 3

- 3.1 Wat voor stieren zijn geschikt voor deze vorm van volksvermaak?

- 3.2 Worden de stieren van tevoren opgefokt?

- 3.3 Worden de stieren na afloop nog gebruikt voor hun vlees of huid e.d.?

- 3.4 In wat voor een ruimte speelt de sport zich af?

- 3.5 Hebben de paarden veel te lijden onder deze sport?

 

Hoofdstuk 4

- 4.1 Wat is de mening van 5 andere Europese landen?

- 4.2 Wat is de mening van leerlingen op onze school in andere lagen?

- 4.3 Wat is de mening van werknemers van het NSG?

- 4.4 Eigen mening P.J. en Bjorn.

 

Hoofdstuk 5

- 5.1 Verslag van onze eigen ervaringen van een stierengevecht

- 5.2 Vertaling van Spaanse woorden die door het werkstuk heen staan.

 

Hoofdstuk 1.

 

1.1 Wat is de geschiedenis van het stierenvechten

 

Geheel Europa is vanaf de late Middeleeuwen tot aan de 18e eeuw vies, wreed en bijgelovig. Er vinden heksenvervolgingen, openbare terechtstellingen, martelingen van mens en dier, en vele andere in onze ogen twijfelachtige gebeurtenissen plaats. Tot in Engeland aan toe zijn er 'stierenfeesten' gehouden, die niet minder wreed zijn dan die bijvoorbeeld in Spanje worden gevierd.

Deze wreedheid is geen etnische of raciale eigenschap van Spanjaarden, maar daarentegen kenmerkend voor heel Europa in de duistere jaren van vóór de Verlichting; wreedheden met stieren hebben dus niets te maken met Spanje, maar simpelweg met "ranzigheid, achtergesteldheid en anachronisme".

Spanje zou het hebben ontbroken aan een proces van Verlichting, dat elders in Europa wel heeft plaatsgevonden. Het milder worden van normen en waarden, de verzedelijking en rationalisering van gedrag heeft in Europa geleidelijk afgerekend met dergelijke wreedheden, terwijl in Spanje een nationale marteling is blijven bestaan: de stierengevechten.

 

Over de vroege ontstaansgeschiedenis van de stierengevechten verschillen de meningen. Soms worden de gladiatorenspelen van de Romeinen, dan weer de Minotaurusmythe van Kreta of de Arabieren uit Noord-Afrika als oorsprong van dergelijke feesten genoemd. Andere aanwijzingen bestaan dat de IberiËrs, net als andere Mediterrane culturen, hun eigen vruchtbaarheidscultus hebben gekend waarin de stier een belangrijke rol speelt. Het ontstaan van de latere fiestas de toros zou dan te verklaren zijn uit de rituelen die bij deze cultus horen. Een zo'n rite is toros nupciales, een trouwritueel waarbij de verloofde voor het huis van de toekomende bruid een stier moet (laten) doden.

Dit bruiloftsthema is later terug te vinden, in de 12e eeuw, aan de hoven van de verschillende Spaanse koninkrijken, wanneer ter gelegenheid van een adellijke trouwpartij stierengevechten georganiseerd worden. Andere motieven om dergelijke fiestas reales de toros te vieren zijn geboorte en doop, koninklijke bezoeken, het sluiten van verdragen en militaire triomfen.

 

De stieren worden bij deze feesten bevochten te paard, met een lans, waarbij de ruiter normaliter niet van zijn paard af komt als hij het beest moet doden. Dit wordt overgelaten aan het voetvolk, helpers van de caballero. Het is niet alleen gevaarlijk om de stier te voet te doden, tevens beschouwt men het als zeer ongepast voor de adel om dit te doen. Ook worden de toreadors van die tijd niet betaald: koning Alfonso X 'De Wijze' had bij decreet bepaald dat "zij die voor geld met wilde dieren vechten infaam zijn". en het verbod geldt met name voor de stierendoders te voet. Het besluit treft vooral de lokale, volkse feesten waarbij met stieren gevochten wordt, aangezien deze vaak zonder paarden en met ingehuurde matatoros, 'stierendoders', plaatsvinden. De adellijke overname van deze feesten is niet onderhevig aan het decreet; edelmannen treden op om hun moed, klasse en vakmanschap te onderstrepen, en niet om geld te verdienen.

 

In de 18e eeuw beginnen de autoriteiten daadwerkelijk met het veranderen van de populaire, volkse stierenfeesten: in deze periode ontstaat de corrida de toros. Al in 1804 schrijft de torero Pepe-Hillo in zijn tauromaquia, waarin hij als in een etiquetteboek de regels, normen en waarden van het nieuwe stierenvechten op de juiste plek ze, over de veranderingen die zijn opgetreden in de tweede helft van de 18e eeuw:

 

De tussenkomst van zowel de wereldlijke als de kerkelijke macht, het soms verbieden van en dan weer verenigen met de volkse stierengevechten, gebeurt niet alleen omdat de openbare orde bedreigd wordt. Een instituut als de corrida de toros zou tevens kunnen dienen als een instrument in het proces van de (culturele) eenwording van Spanje. Om aan de macht te komen moet een autoriteit geweld en geld (belastingen) kunnen monopoliseren. Om aan de macht te blijven is het noodzakelijk over een symbolensysteem te kunnen beschikken waarin haar macht en privileges gerechtvaardigd en verdedigd worden.

In dit perspectief kan bijvoorbeeld de opkomst van de presidente, de voorzitter van een stierengevecht, gezien worden. In alle arena's van Spanje ligt de handhaving van de openbare orde in de handen van dezelfde functionaris, in alle plazas de toros zijn de autoriteiten via hem en de Guardia Civil vertegenwoordigd. Op deze wijze is er een symboliek van de staat ingevoerd bij een spektakel, dat daarvoor niet meer was dan een volksfeest

 

Maar een andere Speculatie van de geschiedenis van het stierengevecht is dit:

 

De allereerste geschiedenis van het stierenvechten ligt bij de Moren. De Moren begonnen in het klein op een dorpsplein waar ze met hun felgekleurde mantel de stier uitdaagden. Het spelen met stieren is overgenomen door de christenen van de arabieren, ten tijde van de acht eeuwen durende overheersing van het Iberisch schiereiland. In de 19e eeuw werden er mojigangas gehouden, dit zijn

experimenten die tot verrassende, eigenaardige en/of wanstaltige taferelen leidden. Er zijn schetsen bekend van Goya waarbij de matador op een stoel zit of met de voeten aan een gebonden is. Op deze manier moest de matador er voor zorgen dat het zwaard, in het hard van de stier gestoken werd

 

1.2 Hoe ver gaat de haat of liefde voor deze sport van de Spanjaarden voor deze sport?

 

De haat:

Er zijn veel mensen tegen het stierenvechten, ook onder de Spanjaarden. Een voorbeeld hiervan is:

Javier Urra: Hij is een Spaanse psycholoog/ pedagoog. Hij pleitte in 1999 voor een verbod voor kinderen onder de 14 jaar om deze sport te bekijken. Hij vergeleek stierenvechten met porno.

De aficionados waren het er absoluut niet mee eens. Het Catalaans

regioparlement steunde meneer Urra, en weert sinds 1999 de jongeren onder de 14 jaar van zowel stierenvechten als andere gewelddadige sporten zoals: Boksen.

 

Enquêtes wijzen uit dat het merendeel van de Spaanse bevolking niets van de stierengevechten wil weten.

Bij het beginpunt van de Ramblas hebben wij 20 Spanjaarden gevraagd of zij voor of tegen het stierenvechten zijn. 12 van de ondervraagden waren tegen het stierenvechten, 8 waren er voor. Onder de 12 mensen die tegen waren zaten 3 mensen die echt heel fel tegen stierenvechten waren en 2 daarvan waren ook werkelijk lid van een anti-stierenvecht comité.

 

De liefde:

 

De liefhebbers van het stierenvechten heten aficionados. De aficionados zien stierenvechten als een kunst, niet als een sport. Het wordt daarom ook wel ‘ballet des doods’ genoemd.

De meeste mensen die naar het stierenvechten gaan kijken, gaan vooral voor de gezelligheid, en de kunst en gratie van het ritueel.

De mensen die echt van de sport houden, en veel corridas (stierengevechten) bezoeken, geven er ook enorm veel geld aan uit, een kaartje voor een corrida kost gemiddeld tussen de 25 en 110 euro. Er zijn zo’n 25 corridas per jaar in een arena, als je dat vermenigvuldigt met een gemiddelde prijs van 55 euro kom je uit op 1375 euro. Je moet dus wel heel erg veel van de sport houden, wil je dit eraan uitgeven.

 

1.3 Wordt er in andere landen ook aan deze sport gedaan?

 

Ja, ook in andere landen wordt deze vorm van volksvermaak bedreven.

 

In Europa wordt in de volgende landen gedaan aan stierenvechten:

 

- Frankrijk

- Spanje (uiteraard)

- Portugal.

 

Frankrijk:

Maar weinig mensen weten dat ook in Zuid-Frankrijk volop stierengevechten worden gehouden. Deze vinden plaats in maar liefst 40 steden, verspreid over heel Zuid-Frankrijk. Enkele voorbeelden zijn: Nîmes, Béziers, Bayonne, Arles en Bordeaux. Per jaar houdt Frankrijk rond de 100 stierengevechten, waarin 600 stieren worden gedood. De stieren worden vrijwel allemaal uit Spanje geïmporteerd. De stierenvechters komen uit alle landen waar men nog aan de sport doet. Het stierenvechtbolwerk van Frankrijk is de stad Nîmes. In die stad is ook de Franse stierenvechteropleiding gevestigd. Kinderen 'studeren' daar van 12 tot 17 jaar.

Het eerste stierengevecht in Frankrijk werd gehouden in Bayonne in 1701. In 1850 besloot de Franse regering het stierenvechten te verbieden, maar er kwam veel verzet van de Zuid-Franse steden. De regering krabbelde terug en besloot dat gemeentebesturen over het al dan niet toestaan van stierengevechten mochten beslissen. In 1993 werd voor het laatst onderzocht hoe de Fransen over het stierenvechten denken. Toen bleek 83% tegen stierenvechten en voor afschaffing ervan.

 

Spanje:

Het stierenvechten wordt het meest beoefend in Spanje. Jaarlijks worden daar meer dan 35.000 stieren slachtoffer van de gevechten. Er zijn enorme fokkerijen waar de vechtstieren gefokt worden. Alleen een kleine selectie is geschikt voor het gevecht. Minder geschikte stieren worden gebruikt in de honderden fiesta's die overal in Spanje worden gehouden. Voorstanders van het stierengevecht wijzen vaak op het feit dat het bij de Spaanse cultuur zou horen. Ook in Spanje echter is er een grote tegenbeweging die vindt dat dierenmishandeling geen cultuur is. Het bestaat wel al lang, maar beschaving is juist het achter je laten van gebruiken die niet meer van deze tijd zijn. Stel je voor dat we in heel Europa nog gevangenen voor de leeuwen gooiden en alternatieve genezers verbrandden als heks!

 

Portugal:

Ook in Portugal worden stierengevechten gehouden. Een verschil is dat de stier er niet in de arena wordt gedood. Sinds 1928 is dit namelijk verboden. In de praktijk maakt dat echter weinig uit. De stier moet immers toch het hele gevecht doorstaan, en daarna, buiten de arena, wordt hij alsnog afgemaakt. Het enige verschil is dat het publiek dat niet meer ziet. Een uitzondering vormt het grensplaatsje Barrancos, waar men het verbod negeert. Dit wordt oogluikend toegestaan door de hogere autoriteiten, wat elk jaar weer de woede van dierenbeschermers opwekt.

 

Ook buiten Europa worden stierengevechten en fiesta's met stieren gehouden.

Dit gebeurt voornamelijk in Latijns-Amerikaanse landen, zoals Mexico, Colombia, Ecuador, Peru, Venezuela en Guatemala, maar ook in de Portugese ex-kolonie Maçao.

 

Landen waar stieren op allerlei manieren worden getreiterd zonder bloedvergieten zijn:

De Dominicaanse Republiek, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Costa Rica, Panama en Bolivia. Ook worden in Zuid-Korea stierengevechten gehouden; verdere informatie hierover ontbreekt helaas.

In Brazilië wordt in de staat Santa Catarina elk jaar in de week voor Pasen het 'Farra do Boi' gehouden. Dit is een feest waarbij stieren op een verschrikkelijke manier worden gemarteld door grote groepen mensen. Het mishandelen van stieren bij deze gelegenheid is inmiddels verboden, maar men gaat er gewoon mee door.

Af en toe probeert de stierenvechtindustrie haar 'product' te exporteren naar nieuwe landen. Dit is geprobeerd in Griekenland, Italië, Hongarije, Polen, Rusland, Egypte en Mozambique. Steeds weer zijn dierenvrienden in die landen, met steun van anderen, in het geweer gekomen om te protesteren. Tot nu toe is dat telkens weer gelukt. In geen van de genoemde landen zijn de tierengevechten doorgegaan.

 

Hoofdstuk 2.

 

2.1 Hoe gaat stierenvechten in zijn werk?

 

De uren voor het gevecht brengt de stier door in een hok met een schuine bodem.

Hij is van nature geneigd om te blijven opkrabbelen tot hij horizontaal staat, maar in dit hok lukt dat nooit. De stier raakt daardoor voor het gevecht al uitgeput. Als het gevecht aangebroken is, wordt de stier vanuit het donkere hok plotseling in de zonovergoten arena met schreeuwend publiek losgelaten. Op dat moment is het dier al totaal ontredderd. Het heeft geen idee wat hem te wachten staat.

Dan wordt hij aangevallen door een ruiter die met een lans zijn schouder- en nekspieren doorboort. De lans gaat een eind de stierennek in, tot aan een dwarsstangetje. De ruiter gaat vanaf het paard met zijn volle gewicht op de lans hangen, en draait deze rond in de stierennek, om zoveel mogelijk spierweefsel te beschadigen.

 

 

Even later komen de 'banderilleros', mannen die versierde stokken met vlijmscherpe stalen weerhaken in zijn rug steken. De stier lijdt bij dit alles vreselijke pijn, en verliest veel bloed.

 

Pas dan doet de stierenvechter, de torero, zijn intrede. Hij treitert de stier een tijd door hem te misleiden met zijn cape. De banderilla's hangen nog steeds in de rug van de stier. Bij elke beweging dringen ze dieper in het vlees.

Aan het eind van de strijd is het de bedoeling dat de stier door het zwaard van de matador in het hart wordt getroffen, maar dat lukt vaak niet. In veel gevallen worden de longen geraakt in plaats van het hart. De stier voert dan een lange doodsstrijd, waarbij hij langzaam stikt in zijn eigen bloed. Als de stier door zijn poten is gezakt, worden zijn ruggenmergszenuwen met een dolk doorgesneden.

 

Een stier die nog niet helemaal dood is, wordt op dit moment pas definitief afgemaakt. Hij is dan slechts 4 of 5 jaar oud geworden. Op een middag of avond stierenvechten worden er 6 stieren gedood. De gedode stieren worden afgevoerd en geslacht.

 

2.2 Welk soort wapens wordt er tijdens een gevecht gebruikt

 

Er worden verschillende wapens gebruikt voor en tijdens een stierengevecht.

Voor het gevecht:

- de stier krijgt zeer zout water te drinken, waardoor diarree hem verzwakt;

- de horens worden tot op de zenuw afgevijld om de coördinatie te bemoeilijken (zeer pijnlijk!)

- de ogen worden ingesmeerd met prikkende glycerine

- de stier krijgt drugs ingespoten om rustig te worden

- is hij al te rustig, dan krijgt hij elektrische schokken op de testikels toegediend

- de stier wordt hard op de nieren geslagen (met zandzakken, omdat die geen littekens achterlaten) hierdoor krijgt de stier bloeduitstortingen in de nieren.

Tijdens het gevecht:

- De stier komt de arena in, Hij wordt opgejaagd en picadors beschadigen zijn nek- en schouderspieren met lange lansen waardoor de stier zijn nekwervels beschadigd. Hij kan hierdoor zijn kop alleen met heel veel pijnlijke moeite optillen. De picadors doen hun werk vanaf een paard. Het doel van deze actie is dat de stier niet alles meer gemakkelijk kan zien doordat hij zijn kop niet meer kan optillen

- Hierna komen de peones, dit zijn hulpjes van de matador, zij steken vrolijkgekleurde spiesen met vlijmscherpe stalen punten diep in de rug van het beest waardoor het beest hevig gaat bloeden. Het doel van deze actie is het uitputten van het beest

- Nu komt de torero, hij maakt het karwei af door de stier met een steek in het hart met een lang zwaard te doden. Vaak lukt dit niet in een keer, en worden alleen de longen geraakt, waardoor het beest verdrinkt in zijn eigen bloed.

- Als het beest nu nog niet dood is maar wel is gevloerd dan wordt er een aantal keer een kleine korte dolk in zijn hersenen gestoken.

 

De stieren die niet goed genoeg bevonden zijn om in een arena bevochten te worden, gaan hun einde tegemoet in dorpsfeesten. Daar zijn ze minstens zo slecht af. Ze worden er letterlijk doodgetreiterd.

De volgende methodes zijn nogal populair bij de dorpsfeesten:

- Met blaaspijpjes worden pijltjes in neus, ogen, en geslachtsdelen geschoten.

Deze pijlen zijn gemaakt van een prop veren met een spijker erin.

- Ze worden net zolang vanaf de kade het water in gedreven tot ze van uitputting verdrinken.

- Er worden pekbollen op de horens bevestigd en aangestoken, dit had grote brandwonden op kop en rug tot gevolg.

- Ze worden ook opgejaagd door dronken jongeren, die de stieren afmaken.

- In BraziliË is een geval bekend van een stier die een stok, omwikkeld met prikkeldraad, in zijn anus geduwd kreeg.

- Vaak worden bijvoorbeeld de poten gebroken, de gevoelige horens afgeslagen of de staart afgerukt. Soms eindigt zijn gang in de arena, waar hij alsnog in een

stierengevecht gedood wordt.

Wanneer de stieren na deze martelgang nog leven worden ze afgemaakt door middel van een pistoolschot, of door een menigte met knuppels en messen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vreselijke martelingen die de stierenmoeten doorstaan.

 

2.3 Heb je een opleiding nodig om stierenvechter te worden, en hoe ziet die opleiding eruit?

 

Je hebt 2 verschillende mogelijkheden om het te leren.

Je kunt op internet een cd-rom bestellen waarmee je een stierengevecht kan simuleren, dit is een handige en veilige manier om het te leren.

Er bestaan ook opleidingen waarbij kinderen tussen de 12 en 17 jaar het stierenvechten kunnen leren van volleerde stierenvechters. De aspirant stierenvechters leren er omgaan met de capote (rode doek), en leren de eindstoot goed toe te brengen. Ze leren hoe je de eindstoot moet toebrengen. Ze leren ook hoe alle passen moeten worden toegepast. Als ze al deze aspecten onder de knie hebben, zijn ze volleerd stierenvechter en krijgen ze ook een diploma.

 

2.4 Wie zijn de bekendste stierenvechters in Spanje?

 

Jesulín de Ubrique: hij had de gewoonte te stunten, zoals de stier op de horens te kussen.

Curro Romero: ging door tot zijn 60e met stierenvechten en begon al op jonge leeftijd.

Julian Lapez: toen hij 17 was behoorde hij al tot de befaamde top. Hij was toen al wereldberoemd om zijn kunsten. Zijn bijnaam: “El Juli”

Cristina Sanchez: zij is een van de weinige vrouwelijke stierenvechters en werd opgeleid door: Curro Romero.

Rivera Ordoaez: hij is befaamd om zijn goede steektechnieken.

Er zijn er uiteraard nog veel meer, maar dit is de befaamde top.

 

2.5 Hoeveel stierenvechters werden er in de loop der jaren gedood tijdens deze sport?

 

Het is niet te achterhalen hoeveel stierenvechters er zijn gedood. Vanaf het moment dat deze sport werd beoefend zijn er doden gevallen. Vroeger was het stierenvechten ook anders, gevangenen werden in de ring gegooid en kregen vaak maar een kleine dolk om het karwei te klaren. Dit alles terwijl de gevangene met zijn voeten was vastgebonden en op een stoel zat. U begrijpt wel dat de stier dit vaak wel overleefde en de gevangene niet. In deze tijd zijn dan ook veel mensen het dodelijke slachtoffer geworden van stierengevechten. De afgelopen jaren worden er uiteraard geen gevangene meer in de ring gegooid. De regels om in de ring te staan zijn erg streng en de matadors die in de ring staan worden dan ook echt aanbeden. De stier wordt de laatste jaren ook zo erg verzwakt dat de kansen op overwinning voor de stier sterk zijn afgenomen. Stel: er wordt toch een matador gelanceerd door een stier dan komen er gelijk heel veel andere matadors en helpers omheen om de stier los te laten.

 

2.6 Zijn er ook vrouwen, kinderen of oudere mensen die deze sport beoefenen?

 

De sport wordt ook door vrouwen beoefend, een daarvan is zelfs heel erg bekend.

Dit is: Cristina Sanchez.

De sport wordt nog altijd wel als een mannensport gezien, een man in de ring heeft altijd nog meer aanzien door het publiek dan een vrouw. In de film: Hable con ella wordt een vrouwelijke stierenvechter geportretteerd.

De sport kan door kinderen beoefend worden, Er is namelijk ook een soort school voor maar dat is eerder al uitgelegd. Verder moet je minstens 17 zijn om in de professionele ring te staan en een bewijs van certificaat hebben.

De sport wordt door oudere mensen beoefend, er is geen maximale leeftijd aan verbonden alleen moet je lichaam wel in goede staat zijn.

 

Hoofdstuk 3

 

3.1 Wat voor stieren zijn geschikt voor het stierenvechten?

 

In het principe zijn alle stieren wel geschikt voor het stierenvechten, maar over het algemeen worden alleen de gevaarlijk ogende zwarte vechtstieren gebruikt.

Direct na de geboorte worden de stieren weggehaald bij hun moeder en worden ze getest op lef. De meest vechtlustige stieren worden geselecteerd voor het gevecht in de arena; de overige stieren worden gebruikt voor de fiesta’s (dorpsfeesten.) De vier jaren voorafgaand aan het gevecht worden de vechtstieren agressief gemaakt. Als ze dan eenmaal geschikt zijn voor het gevecht zijn ze ook bloedlink. Om te voorkomen dat de stieren het zouden winnen van de matador worden ze van tevoren mishandeld en opgefokt, maar daarover meer in de volgende paragraaf.

 

3.2 Worden de stieren van tevoren nog opgefokt?

 

Jazeker, zoals eerder al beschreven is zouden de stieren te gevaarlijk zijn voor de matador als ze niet eerst een ‘speciale behandeling’ krijgen.

Die behandeling is eigenlijk niets anders dan een martelgang voor de stier.

Eerst wordt hij afgemat, door bijvoorbeeld met zandzakken te slaan, en er wordt zout door het drinkwater gedaan, zodat het beest diarree krijgt, en uitdroogt.

Hierna worden ze weer opgefokt doordat helpers van de matador fikse stroomschokken toedienen in de testikels van het beest. Hierdoor krijgt de stier even een stoot energie, waardoor het lijkt of hij topfit is, wanneer hij de arena binnenrent.

In feite is de stier niet fit, maar vergaat hij van de pijn, en is hij doodsbang voor het schreeuwende publiek.

 

3.3 Worden de stieren na afloop nog gebruikt voor hun vlees, huid?

 

Ja, De oren en staart van de stier na afloop van een goed gevecht afgesneden en in het publiek gegooid, of de stierenvechter neemt ze mee als trofee.

Na afloop van de corrida worden de stieren door de paarden afgevoerd naar de gang die de arena uitloopt. Hier wordt de kop van de stier afgesneden, en wordt het lichaam ergens anders naartoe gesleept. Een slager haalt het lichaam op, en slacht het gewoon. Het vlees is net als ander vlees, dus als je bij een Spaanse slager rundvlees bestelt, kan het best zijn dat je een ‘corrida-stier’ te pakken hebt.

 

3.4 In wat voor ruimte speelt de sport zich af?

 

De ruimte die wordt gebruikt om de stierengevechten in te houden wordt een arena genoemd, bijna elke stad in Spanje heeft wel een arena, sommige steden zelfs twee! Arena betekent letterlijk zand. Dit slaat waarschijnlijk op de ring van zand die zich in het midden van de arena bevindt.

In een arena worden ook nog andere dingen gedaan dan alleen stierenvechten. Zo worden er bijvoorbeeld popconcerten gehouden. Zo is er op 13 september 1983 bijvoorbeeld een concert gehouden van: Black Sabbath, in het plaza de toros monumental, waar wij het stierengevecht hebben bijgewoond. Andere voorbeelden zijn niet te vinden voor la plaza de toros monumental.

De arena is een groot, rond gebouw, met rondom de middenring allemaal rijen (filas) je kan er kiezen uit een plaats in de zon (sol) of eentje in de schaduw (sombra) de prijzen zijn afhankelijk van waar je wilt zitten.

Zo kost een kaartje in een middenrij, zonzijde bijvoorbeeld maar 30 euro, terwijl een kaartje voor de voorste rij, en in de schaduw wel 95 euro kost!

 

Als je voor de arena staat, zijn er verschillende kassa’s, er zijn kassa’s voor sol, en kassa’s voor sombra. Als je eindelijk je kaartje hebt, kan je de arena in. Dit is nog een hele kunst, want je moet precies weten bij welke tendido (soort grote ingangspoort) je moet zijn, en of je in de zon of schaduw zit. Als je dit eindelijk hebt gevonden moet je min of meer over de hoofden van de aficionados naar je plaats toe klimmen, maar als je daar dan uiteindelijk zit, is het gezelligheid troef, de aficionados zijn een heel open volkje, ze delen alles met elkaar, en praten met iedereen…

Je krijgt wat te eten aangeboden, als je als (domme) toerist niet begrijpt waarom al de mensen bijvoorbeeld ‘¡ole!’ roepen, zullen ze je dit met veel plezier uitleggen.

 

Dit is een beetje een indruk van een arena, en hoe het eraan toe gaat.

 

3.5 Hebben de paarden veel te lijden onder deze 'sport'?

 

Ja, dat klopt. Een onderdeel van het stierengevecht vormt het optreden van de picador. Dit is een ruiter te paard die met een lange lans de schouder- en nekspieren van de stier beschadigt, zodat hij zijn kop niet meer kan optillen. Gek van de pijn valt de stier daarbij het paard aan.

 

Ook al draagt het paard een soort matras om zijn lichaam, vaak raakt hij toch gewond door de scherpe horens van de stier. Verder worden de ogen en oren van het paard vaak bedekt, zodat hij niet kan zien en horen waar de stier vandaan komt. Anders zou hij vluchten. Hij ruikt de stier echter wel en is dus doodsbang.

 

Als een paard gewond raakt, krijst het afschuwelijk en om te voorkomen dat het publiek overstuur raakt van het gegil, worden de stembanden van het paard vóór het gevecht doorgesneden.

 

Het komt ook regelmatig voor dat een paard met een opengereten buik zonder verdoving wordt dichtgenaaid om daarna weer ingezet te worden bij het volgende gevecht. Tot het uiteindelijk wordt afgedankt of wordt gedood tijdens (of na) een stierengevecht.

 

Paarden hebben dus wel degelijk veel te lijden onder de 'sport'.

 

Hoofdstuk 4

 

4.1 Wat is de mening van 5 andere Europese landen?

 

Wij hebben de telefoonnummers van 5 ambassades opgezocht. Daarna zijn we die nummers gaan bellen en hebben gevraagd: wat is de algemene mening over stierenvechten van u land. De verhoudingen zijn: negatief: positief.

 

- Duitsland: de Duitsers denken er overwegend negatief over, de verhouding: 90:10

 

- Italië: De Italiaanse meningen zijn verdeeld, de pers schrijft er bijna altijd negatief over. Maar de verhoudingen liggen er: 70:30.

 

- Ierland: bijna alle Ieren zijn er fel tegen. De verhoudingen liggen er: 95

 

- Zweden: De Zweden zijn er ook op tegen. De verhoudingen: 85: 15

 

- Oostenrijk; De Oostenrijkers zijn er erg negatief over, er zijn in Oostenrijk ook anti-commitees. De verhoudingen zijn: 90:10.

 

4.2 Wat is de mening van leerlingen uit andere lagen?

 

Wij hebben een klein onderzoekje gehouden om de algemene mening van de mensen in het middelbaar onderwijs te bepalen. Dit is bijna helemaal gelukt, we hebben uit elke laag iemand kunnen ondervragen, en ook wat personeel. Helaas waren de mensen uit de vierde klas allemaal op kamp. We hebben dit opgelost door iemand te nemen van het SSGN.

 

Meningen:

 

B1F Farnous Zia: het is enorm zielig voor de beesten, maar wel mooi om te zien.

Het bloed en al de spiesen spreken mij wel aan.

 

B2R Desiree Michielse: het is erg zielig, je doet zoiets mensen toch ook niet aan,

dus waarom zou je het bij stieren wel doen? Stieren kunnen niet zelf bepalen of

ze er aan willen meewerken.

 

M3 Julie Hinke: ik ben absoluut tegen deze vorm van volksvermaak, de dieren

zoals de stieren en paarden lijden veel te veel. Het is gewoon dierenmishandeling. Wat je mensen niet aandoet, moet je ook niet bij dieren doen.

 

4e klas ssgn Inge van Groningen: het is idioot, puur leedvermaak, en de stieren lijden teveel. Kijk, als ze nou direct dood werden gemaakt… okay… maar om ze eerst nog te martelen is belachelijk.

 

H5E Tim Beusen: het is een grote vorm van dierenmishandeling, en het is absurd om het publiek te vermaken met dierenleed.

 

V6B Tom Baten: het is dierenmishandeling, eerst maken ze de beesten gek, en daarna steken ze er pinnen in. Ik vind het persoonlijk grappiger als de matador gespietst wordt.

 

4.3 Wat zijn de meningen van enkele werknemers van de nsg?

 

Omdat we puur nieuwsgierig waren naar de meningen van docenten en ander personeel hebben we een beetje rondgevraagd, en kwamen tot de conclusie dat de meningen hetzelfde waren als onder leerlingen.

 

Personeel:

 

Schoonmaker Salih Kasen: ik ben er fel op tegen, vechten is sowieso al niet goed.

Mijn kinderen mogen ook geen vlees eten, omdat ik erop tegen ben dat dieren worden afgemaakt ten behoeve van de mensen.

 

LIO CKB Regien Willems: het is gewoon 3 keer niks. Het is laag-bij-de-gronds. De dieren kunnen geen weerwoord geven, en worden zonder pardon afgemaakt. Het is een nutteloze sport, die puur is berust op leedvermaak.

 

Docente NE Martinette Selten: het zou verboden moeten worden. Het is gewoon leedvermaak. Ik kan wel begrijpen dat er mensen zijn die voor de spanning een keertje willen kijken. Het hoort gewoon bij de Spaanse cultuur, als voetbal bij de Nederlandse cultuur. Het doden van de stieren moet wel functioneel zijn, en snel en pijnloos gebeuren.

 

Docent GS/NE Thieu van Ingen: ik denk er zeer negatief over. De dieren worden onnodig leed toegebracht. De dieren lijden veel te lang.

De echte liefhebbers vertonen wel wat sadistische trekjes.

 

Conrector Dick van Keulen: enerzijds denk ik: Wie ben ik om zo’n oude gewoonte af te keuren en ik denk ook dat de mensen die komen kijken daar niet heen gaan voor het bloed maar voor de kunst. Anderzijds denk ik dat het een vorm van zinloze dierenmishandeling is

 

Conclusie onderzoek:

 

De grote meerderheid is er fel op tegen. We hebben eigenlijk maar 1 iemand gevonden die er positief tegenaan keek. Dit was degene uit B1F. Misschien dat als hij eens een echt stierengevecht heeft bijgewoond hij zijn mening zal veranderen. De verhouding is dus ongeveer 1:10 in werkelijkheid zal deze verhouding heel anders liggen, maar dit is dan ook maar een klein onderzoekje.

 

4.4 Eigen mening van Pieter Jan en Bjorn

 

Mening Pieter Jan:

Ik vind stierenvechten een wrede onbeschofte sport, de dieren worden puur uit leedvermaak gedood, daar ben ik tegen. Sommige aficionados vinden zelfs dat het stierenvechten geen sport is, maar kunst, daar kan ik me ook maar moeilijk in vinden. De sfeer in het stadion zelf vond ik mooi, de mensen binnenin waren een hoop aan het geinen en aan het roepen, op dat moment zelf vond ik dat wel grappig maar achteraf vind ik dit echt ziek: de mensen zitten te roepen naar een beest dat wordt gemarteld!

 

Mening Bjorn:

Ik heb mijn mening al grotendeels verwerkt in het verslag over de corrida die wij hebben bijgewoond.

Ik vond het op het moment dat we daar zaten allemaal helemaal geweldig, en ik vond dat er een heel goede sfeer hing.

Als je er achteraf nog eens over na gaat denken is het toch wel een absurde vorm van vermaak. De mensen vinden het gewoon mooi om te kijken hoe een dier helemaal kapot wordt gemaakt. Ik ben van mening dat je respect moet hebben voor mensen en dieren, en daar past zo’n middeleeuwse vorm van vermaak niet goed bij. De aficionados zitten gewoon met een zakje popcorn naar de lijdensweg van een stier te kijken, zoals wij naar een film kijken.

 

Hoofdstuk 5

 

5.1 Verslag van onze eigen ervaringen van een stierengevecht.

 

Wij hebben op zondag 21 september 2003 een corrida de toros bijgewoond. Het was een unieke ervaring. Hier volgt een verslag van de avond:

 

We vroegen ‘s morgens om 9:00 aan de Nederlandstalige medewerker van ons hostal waar we aan kaartjes konden komen voor het gevecht van die avond. Hij zocht het op in de krant, en zei tegen ons dat de drie grootheden van de Spaanse stierenvechterij die avond 6 stieren zouden bevechten. Wij zouden dus snel moeten zijn met het halen van de kaartjes. Bij een hotel op de hoek van de ‘Calle Ferran’ konden wij kaartjes kopen. De man is voor ons aan het bellen gegaan, en er waren alleen nog kaartjes van 30 euro, en geen meer van 20 euro (de goedkoopste). We kochten dus de kaartjes van 30 euro, en vertrokken ‘s avonds vol goede moed naar la plaza de toros monumental vlakbij la Sagrada Familia.

Het gevecht begon om 18:00 ‘s avonds.

 

De stierenvechters waren:

- Julian ‘El Juli’ Lopez.

- Rivera Ordoñez

- Jesulin de Ubrique

 

Dit zijn dus echt de grote mannen van de Spaanse stierenvechterij, en El Juli is zelfs wereldberoemd in het circuit.

We hadden een soort witte briefjes gekregen die we bij de arena konden inwisselen voor de echte kaartjes. Er hing een apart sfeertje, een vrouw kreeg flink ruzie toen ze voor wilde kruipen. Er stond enorm veel politie op de straat voor de arena. We hadden op een gegeven moment eindelijk de kaartjes, we konden naar binnen, we hebben even heel goed moeten zoeken naar de goede ingang, maar toen we de ingang eindelijk hadden gevonden, vonden we ook snel onze plaatsen.

Om 18:00 precies begon het gevecht. Alle mensen die maar iets met het gevecht te maken zouden krijgen die avond moesten de arena in, een showrondje lopen voor het publiek, en even buigen voor de president van de arena.

 

Daarna vertrok iedereen uit de ring, en werd het stil. Plots begon het orkest te spelen en kwam er uit een ander deurtje een stier gerend. De mensen begonnen allemaal te joelen en het werd zeer onrustig.De stieren die die avond werden gebruikt kwamen af van: V. del Rio( dit is een stierenfokker).

 

Daarna kwamen de mannen op paarden, zij staken de spieren in de nek van de stier kapot door middel van een lange lans. Toen dat was gebeurd kwamen er de peones, dat zijn de helpers van de matador. Zij staken de banderilla’s in de rug van de stier. Dit zijn de fel gekleurde speertjes. De stier was na verloop van tijd behoorlijk uitgeput, en de matador deed zijn intrede. Hij deed wat ingewikkelde passen en zwaaide naar hartelust met zijn capote (de rode doek) de stier was op een gegeven moment zover uitgeput dat de matador besloot de genadestoot toe te brengen. Hij haalde eens flink aan met zijn zwaard, en stak het beest in zijn rug. De stier tolde even, en viel toen neer. Het publiek werd uitzinnig. De matador had de stier met een steek uitgeschakeld! Dit is het beste wat er maar kan gebeuren. De matador sneed de oren van de stier af, en gooide die samen met zijn hoed het publiek in. Helaas totaal niet in onze richting. Zo werden er 6 stieren bevochten, waarvan er 3 zeer succesvol afgewerkt werden, en 3 wat slechter. De sfeer tijdens het gevecht was uitermate goed, mensen deelden van alles met elkaar en er werd wat heen en weer gepraat. Na afloop rende alle bezoekers naar buiten om de stierenvechters via de artiestenuitgang de arena te zien verlaten, toevallig liepen wij daar ook, Pieter Jan heeft daar een foto genomen van een stierenvechter van 2 meter afstand. Het was echt een heel aparte ervaring. Toen we de 7 kilometer terugliepen naar het hotel kwam er nog een afficionado naast ons lopen, en we praatten wat over de impressies van het gevecht. Het was al met al een van de indrukwekkendste dingen van de reis naar Barcelona.

 

5.2 Vertaling van Spaanse woorden die door het werkstuk heen staan.

 

- fiesta de toros: feest waarbij men het gevecht aangaat met al dan niet wilde stieren.

 

-toros nupciales: een trouwritueel waarbij de verloofde voor het huis van de toekomende bruid een stier moet (laten) doden.

 

- caballero: ruiter die bij een stierengevecht de arena inkomt om de nekwervels van de stier door te steken.

 

- toreadores: de mensen die tijdens een stierengevecht de stier misleiden met een ‘capote’ (rode of roze doek) en daarna de stier afmaken.

 

- matadores: een ander woord voor stierenvechters, voor uitleg zie ‘toreadores’. Het woord is afgeleid van ‘matatoro’ wat zoiets betekend als stierendoder.

 

- corrida de toros: ander woord voor stierengevecht.

 

- torero: helper van de matador

 

- tauromaquia: ander woord voor stierenvechterij.

 

- plaza de toros: de arena waar het hele schouwspel zich afspeelt.

 

- banderillas: scherpe speren met een weerhaakje, die door de banderillero in de rug en flanken van de stier worden gestoken.

 

- banderilleros: de personen die tijdens het stierengevecht de banderillas in de stier steken.

 

- picadores: personen die tijdens het stierengevecht de zenuwen van de stier doorsnijden, zij zijn te vergelijken met de caballeros.

 

-peones: dit zijn hulpjes van de matador, zij steken

vrolijkgekleurde spiesen met vlijmscherpe stalen punten diep in de rug van het

beest waardoor het beest hevig gaat bloeden. Het doel van deze actie is het uitputten

van het beest

 

- fila: een van de rijen waarin men zit als men naar een stierengevecht gaat.

 

- sol: de benaming voor de zonzijde van de arena, hiervoor betaalt men minder, maar men zit dan wel zo’n 40 minuten in de zon. (daarna gaat de zon onder)

 

- sombra: de benaming voor de schaduwzijde in de arena, de plaatsen aan deze zijde zijn duurder, maar men zit dan de hele tijd in de schaduw, rijkere toeschouwers, en de oudere mensen zitten vaak aan deze zijde in de arena.

 

- tendido: ander woord voor de ingang van de arena. De meeste arena’s hebben meerdere ingangen, dit komt doordat er heel veel mensen op een gevecht afkomen. Als die allemaal door een deur moesten, zou de wachttijd waarschijnlijk oplopen tot 2 uur. (voordat iedereen binnen is.)

 

- afficionado: Spaanse benaming voor een liefhebber van het stierengevecht.

 

 

Met vriendelijke groeten wink

 

sattaz

Profielwerkstuk Geschiedenis Stierenvechten.pdf

Link naar reactie
Delen op andere sites

Origineel bericht van: sattaz
@Crazy Sat en mapi,

Hieronder een werkstuk waarin het stierenvechten meer persoonlijk wordt behandeld.

Ook hier de vraag of de feiten volgens jullie goed worden weergegeven en zo nee,
welke feiten kloppen er niet en hoe zit het volgens jullie dan wel?


Hoofdstuk 1.

1.1 Wat is de geschiedenis van het stierenvechten

Geheel Europa is vanaf de late Middeleeuwen tot aan de 18e eeuw vies, wreed en bijgelovig. Er vinden heksenvervolgingen, openbare terechtstellingen, martelingen van mens en dier, en vele andere in onze ogen twijfelachtige gebeurtenissen plaats. Tot in Engeland aan toe zijn er 'stierenfeesten' gehouden, die niet minder wreed zijn dan die bijvoorbeeld in Spanje worden gevierd.
Deze wreedheid is geen etnische of raciale eigenschap van Spanjaarden, maar daarentegen kenmerkend voor heel Europa in de duistere jaren van vóór de Verlichting; wreedheden met stieren hebben dus niets te maken met Spanje, maar simpelweg met "ranzigheid, achtergesteldheid en anachronisme".
Spanje zou het hebben ontbroken aan een proces van Verlichting, dat elders in Europa wel heeft plaatsgevonden. Het milder worden van normen en waarden, de verzedelijking en rationalisering van gedrag heeft in Europa geleidelijk afgerekend met dergelijke wreedheden, terwijl in Spanje een nationale marteling is blijven bestaan: de stierengevechten.

Over de vroege ontstaansgeschiedenis van de stierengevechten verschillen de meningen. Soms worden de gladiatorenspelen van de Romeinen, dan weer de Minotaurusmythe van Kreta of de Arabieren uit Noord-Afrika als oorsprong van dergelijke feesten genoemd. Andere aanwijzingen bestaan dat de IberiËrs, net als andere Mediterrane culturen, hun eigen vruchtbaarheidscultus hebben gekend waarin de stier een belangrijke rol speelt. Het ontstaan van de latere fiestas de toros zou dan te verklaren zijn uit de rituelen die bij deze cultus horen. Een zo'n rite is toros nupciales, een trouwritueel waarbij de verloofde voor het huis van de toekomende bruid een stier moet (laten) doden.
Dit bruiloftsthema is later terug te vinden, in de 12e eeuw, aan de hoven van de verschillende Spaanse koninkrijken, wanneer ter gelegenheid van een adellijke trouwpartij stierengevechten georganiseerd worden. Andere motieven om dergelijke fiestas reales de toros te vieren zijn geboorte en doop, koninklijke bezoeken, het sluiten van verdragen en militaire triomfen.

De stieren worden bij deze feesten bevochten te paard, met een lans, waarbij de ruiter normaliter niet van zijn paard af komt als hij het beest moet doden. Dit wordt overgelaten aan het voetvolk, helpers van de caballero. Het is niet alleen gevaarlijk om de stier te voet te doden, tevens beschouwt men het als zeer ongepast voor de adel om dit te doen. Ook worden de toreadors van die tijd niet betaald: koning Alfonso X 'De Wijze' had bij decreet bepaald dat "zij die voor geld met wilde dieren vechten infaam zijn". en het verbod geldt met name voor de stierendoders te voet. Het besluit treft vooral de lokale, volkse feesten waarbij met stieren gevochten wordt, aangezien deze vaak zonder paarden en met ingehuurde matatoros, 'stierendoders', plaatsvinden. De adellijke overname van deze feesten is niet onderhevig aan het decreet; edelmannen treden op om hun moed, klasse en vakmanschap te onderstrepen, en niet om geld te verdienen.

In de 18e eeuw beginnen de autoriteiten daadwerkelijk met het veranderen van de populaire, volkse stierenfeesten: in deze periode ontstaat de corrida de toros. Al in 1804 schrijft de torero Pepe-Hillo in zijn tauromaquia, waarin hij als in een etiquetteboek de regels, normen en waarden van het nieuwe stierenvechten op de juiste plek ze, over de veranderingen die zijn opgetreden in de tweede helft van de 18e eeuw:

De tussenkomst van zowel de wereldlijke als de kerkelijke macht, het soms verbieden van en dan weer verenigen met de volkse stierengevechten, gebeurt niet alleen omdat de openbare orde bedreigd wordt. Een instituut als de corrida de toros zou tevens kunnen dienen als een instrument in het proces van de (culturele) eenwording van Spanje. Om aan de macht te komen moet een autoriteit geweld en geld (belastingen) kunnen monopoliseren. Om aan de macht te blijven is het noodzakelijk over een symbolensysteem te kunnen beschikken waarin haar macht en privileges gerechtvaardigd en verdedigd worden.
In dit perspectief kan bijvoorbeeld de opkomst van de presidente, de voorzitter van een stierengevecht, gezien worden. In alle arena's van Spanje ligt de handhaving van de openbare orde in de handen van dezelfde functionaris, in alle plazas de toros zijn de autoriteiten via hem en de Guardia Civil vertegenwoordigd. Op deze wijze is er een symboliek van de staat ingevoerd bij een spektakel, dat daarvoor niet meer was dan een volksfeest

Maar een andere Speculatie van de geschiedenis van het stierengevecht is dit:

De allereerste geschiedenis van het stierenvechten ligt bij de Moren. De Moren begonnen in het klein op een dorpsplein waar ze met hun felgekleurde mantel de stier uitdaagden. Het spelen met stieren is overgenomen door de christenen van de arabieren, ten tijde van de acht eeuwen durende overheersing van het Iberisch schiereiland. In de 19e eeuw werden er mojigangas gehouden, dit zijn
experimenten die tot verrassende, eigenaardige en/of wanstaltige taferelen leidden. Er zijn schetsen bekend van Goya waarbij de matador op een stoel zit of met de voeten aan een gebonden is. Op deze manier moest de matador er voor zorgen dat het zwaard, in het hard van de stier gestoken werd



komt de eerste. wel in het Spaans daar dat de bron is.
1





INTRODUCCIÓN

Historia del arte de torear, aspectos mitológicos, históricos, técnicos y artísticos de los juegos del hombre con el toro desde sus orígenes hasta la actualidad.

Todos los pueblos que habitaron en la antigüedad la península Ibérica, como iberos, griegos, fenicios o romanos, mantuvieron ritos de origen religioso, totémico o mágico con los toros. Además de ese vínculo, cabe suponer otro, contemporáneo o un poco más tardío, más doméstico, emparentado cTAL COMO ÉRAMOS - FOTOGRAFIAS Y DOCUMENTOS DEL PASADO DE LA TAUROMAQUIAon la existencia de las grandes manadas de bóvidos—entre ellos toros— existentes en los pastos andaluces, de la meseta castellana o de las tierras del norte, y en particular de Navarra. Llama la atención que se trate de las mismas zonas donde todavía hoy ramonean las ganaderías de toros bravos españolas.

El primer mito que recoge la historia, basado en un protagonista seguramente real, es el del tirano Gerión y la llegada a España del Hércules egipciaco. Muy pocas noticias existen respecto a su extensión en la cultura de Tartessos. Estos ritos están mucho más documentados en la cultura talayótica de las islas Baleares durante la edad del bronce, que perdura incluso después de su conquista por Roma. Los iberos legaron un documento precioso hoy desaparecido: la estela de piedra de Clunia, que representaba a un hombre armado de pica corta y escudo que se enfrenta a un toro, y en la que se ha querido ver la primera reproducción de un espectáculo, una lidia, y no una simple cacería. Los celtas de la cultura de los verracos tenían por figuras de simbolización funeraria a los toros. Así, los célebres de Guisando y otros esparcidos por lugares de la meseta interior y del noreste de España. No hay acuerdo, sin embargo, entre los estudiosos respecto al eslabón que pudo existir con los cultos al toro cretenses y sus danzas rituales. Para algunos es evidente el parentesco, para otros proceden de raíces absoluta o casi absolutamente dispares y sin conexión entre ambos. Los romanos incluyeron, aunque de forma tardía, los toros en sus circos y anfiteatros. Se sirvieron de ellos para enfrentarlos entre sí o con otros animales y también como instrumentos de castigo o de martirio. Los sucesivos invasores bárbaros, los visigodos en especial, no mantuvieron relación alguna con los cultos nativos ni tenían de por sí vínculos con el toro.

2





EDAD MEDIA

Los primeros intentos de elaborar una tauromaquia conducente a la moderna no se producen, en verdad, hasta el siglo XVIII y primeras décadas del XIX, aunque sus antecedentes, en formas distintas, se remontan hasta la España medieval. Los historiadores resaltan un carácter cinegético y deportivo en los tratos del hombre del primer medievo con el toro. En los textos en los que nace la lengua castellana escrita, las referencias a correr los toros aparecen ligadas, y con carácter de costumbre remota, al regocijo de los asistentes en distintas celebraciones y festividades. Así en la Crónica, versión prosificada del Cantar de mío Cid y, también, en las de Los siete infantes de Lara y de la peregrinación del rey Luis VII de Francia a Santiago de Compostela. También en el Poema de Fernán González. En el siglo XIII, las Cantigas de Alfonso X el Sabio recogen, en la número CXLIV, cómo Santa María guardou de morte un home bo de Pracença d´un toro que ueera pelo matar.

3





RENACIMIENTO

En el XVI aparece el toreo caballeresco, que tendrá su culminación en el siglo siguiente. Fiestas y ferias con concurrencia y muerte de toros, que eran más parecidas a los torneos que a la corrida según su entendimiento actual y en las que participaban los nobles como uno más de los modos de demostración de su fuerza y arrojo, así como de su galanura y cortesía. De su resistencia a huir de la cara del toro, es decir, del rechazo del diestro a huir ante el peligro de la cornada, por cierta e inminente que ésta sea, procede uno de los dichos que todavía se conservan en el argot taurino: tener vergüenza torera. La suerte más practicada era la lanzada a caballo. De ésta existieron dos variantes: la llamada rostro a rostro y al estribo. El noble, montado en su cabalgadura, se enfrentaba al toro en un recinto cerrado y, esperando su embestida, —de frente si era rostro a rostro; de costado si era al estribo— hundía la lanza o pica en cualquier parte del cuerpo de la res, procurando apartarse de la trayectoria de la embestida y causar, además, una muerte fulminante. Pasa por ser su creador, aunque no todos los tratadistas se ponen de acuerdo, don Pero Ponce de León. Estas celebraciones tenían también una vertiente popular en la que muchos de los intervinientes alanceaban o asaeteaban al animal desde distintos lugares del recinto hasta llevarlo a la muerte.

4





BARROCO

Durante el siglo XVII, en estas prácticas propias de las novelas de caballerías, la lanzada se sustituyó por suertes más complejas que, aunque todavía primitivamente, anuncian el futuro rejoneo. Los primeros matadores de toros a pie de los que se tiene referencia histórica datan de 1385 —los denominados entonces matatoros— y se puede afirmar que durante los siglos XIV y XV esta primitiva modalidad del toreo era la única y dominante en Navarra, Aragón y los Pirineos. En su expansión al resto de los territorios taurinos desempeñaron un especial papel las gentes del pueblo y los lacayos que intervenían, junto a los nobles y caballeros, como ayudantes de los mismos en las ocasiones de peligro. Solían protegerse de las acometidas del toro con una capa que llevaban doblada sobre el brazo y esgrimiendo cuchillos o espadas. Cualquier herida que se infligiera al animal era considerada como buena.

5





SIGLO XVIII

El siglo de la Ilustración, el Siglo de las Luces, del imperio de la razón, en el que convivieron ideas procedentes del barroco y del neoclasicismo, con los primeros apuntes del romanticismo, fue para el arte de torear la cuna de la concepción moderna de sus prácticas y reglamentos. Lo que no ha impedido que, por la inexistencia o pérdida de muchos de sus documentos históricos, se la denomine la edad oscura. El plebeyismo sustituyó a la aristocracia en la preeminencia de la fiesta, que perdió su identidad caballeresca y encumbró las hazañas de los hombres del campo, celebradas por las masas con alegre algazara. Baste el testimonio de la procedencia o el destino laboral al que estaban destinadas tres de las mayores figuras de la época: Pedro Romero, como toda su familia, carpintero; Joaquín Rodríguez Costillares, como otros muchos antes y después, operario de matadero; y José Delgado Pepe-Hillo, aprendiz de zapatero.

Durante este siglo se formaron las primeras ganaderías y con ellas se constituyeron las castas fundacionales. Se redactaron preceptivas y tratados de tauromaquia. Se construyeron las primeras plazas de toros de fábrica, no temporales. Y, por último, se impuso con carácter definitivo el toreo a pie. Ya desde la segunda y tercera décadas del siglo XVIII, incluso el toreo a caballo lo desempeñaban profesionales. La figura principal de cuantas intervenían entonces en la lidia era el varilarguero: un picador de vara larga, más parecida a la lanza que al rejón, que montaba sus propios caballos y que, como recuerdo de viejas tradiciones, merecía mayor consideración que los matadores de a pie. Puede considerársele un punto intermedio entre el noble alanceador y los piqueros de hoy en día. Surgieron también los primeros nombres de varilargueros y matadores, que individualizan a los protagonistas de la lidia. Es curioso que en la historia del toreo el nombre de algunos cornúpetas célebres tiene tanta importancia como el de los propios hombres encargados de matarlos, en especial si, además, son éstos los que han caído bajo sus astas. El nombre de los toreros aparece ya acompañado casi siempre del inevitable apodo. Entre los varilargueros destaca José Daza, Manzanilla (Huelva, activo desde 1740 a 1765), que después de retirarse redactó un tratado sobre el toreo a pie y a caballo de singular importancia. Otro, muy famoso, fue Fernando del Toro (Almonte, Huelva), al que pintó Francisco de Goya.

Es importante recordar que las suertes entonces interpretadas por los matadores mezclaban en un todo los precedentes del futuro toreo con maniobras circenses y otras extravagancias. Así, por ejemplo, se practicaba el salto del trascuerno, que consistía en saltar sobre el toro apoyando el pie en la testuz del animal y saliendo por su cola, o se le tapaban los ojos con parches de pez. Un torero llamado Antonio Ebassus Martincho —activo desde 1747 y representado varias veces por Francisco de Goya— ejecutaba el salto que lleva su nombre brincando por encima del toro con los tobillos amarrados por grilletes. En otros casos, banderilleaba sentado en una silla, con los tobillos sujetos entre sí y citando con un sombrero. Incluso Francisco Montes Paquiro, que además fue uno de los principales tratadistas de la lidia, practicaba los saltos al trascuerno y con la garrocha, este último llamado así por apoyarse el saltador en una vara larga que, clavado su arpón en el suelo, hacía las veces de pértiga que impulsaba su cuerpo por encima del de la res. Las banderillas unas veces eran de fuego y en otras llevaban “bombas con pájaros dentro, que al sacudir la fiera los lomos y rotas las mallas de papel, salían volando libres”. En los carteles que anunciaban las corridas podían leerse frases de este tenor: “A fin de aumentar la diversión del público con alguna variedad digna de su obsequio, el noveno toro será amarrado a dos palos, que se fijarán en la plaza, para que lo ensille y monte un negro de veintidós años de edad, llamado Ramón de Rozas Hernández, natural de la ciudad de Veracruz, en el reino de Nueva España, el que, a imitación del difunto Mariano Cevallos, quebrará rejones desde el mismo toro, al que soltará después, matando, por último, con un puñal, al que va montado”. Sin embargo, poco a poco, matadores y subalternos van delineando las que serán suertes y maneras del toreo reglamentado. Contribuyeron a ello, entre otros: Lorenzo Manuel Martínez Lorencillo, quien obligó a los banderilleros a clavar los rehiletes a pares; Juan Romero, reformó las cuadrillas, dirigidas, desde entonces, por el matador, al que obedecían varilargueros y subalternos. Estos últimos le ayudaban a la hora de matar. Jerónimo José Cándido ideó la estocada al encuentro e introdujo la costumbre de dar la vuelta al ruedo correspondiendo a los aplausos de los espectadores después de realizar una suerte de modo especialmente feliz; Joaquín Rodríguez Costillares inventó la verónica y el volapié y propagó el uso de la muleta. Perfeccionó también las banderillas (véase Útiles de torear), descubriendo métodos para parear en cualquier terreno y disposición de la res. Francisco Herrera, Curro Guillén, fue quizá el primero que organizó una cuadrilla infantil. Tenía sólo 15 años.

En el último tramo del siglo XVIII comparten actividad dos toreros que van a marcar, con su estilo y también con su enseñanza, el rumbo de la fiesta: Pedro Romero, cabeza de la más gloriosa estirpe de toreros del siglo, que en su vejez hacía recuento de los toros que había despachado, elevándolos a una suma superior a los 5.000, sin que uno solo le hubiera herido jamás. “El matador de toros”, decía, “debe presentarse al bicho enteramente tranquilo, y en su honor está no huirle nunca teniendo la espada y la muleta en las manos. Delante de la res no debe contar con sus pies, sino con las manos; y una vez el toro derecho y arrancando, debe parar aquellos y matar o morir”. Para Pedro Romero el epítome del toreo es la muerte del toro, que es cifra única de la calidad y valor del matador, sea como sea realizada la estocada. Él brilló de forma muy destacada en la suerte de recibir. El instrumento de ayuda fundamental es la muleta, “en la que Romero es inimitable —a juicio de uno de sus contemporáneos— ya llevándola horizontal al compás del ímpetu del toro, ya llevándola a rastras como barriéndole el piso donde ha de caer”. Se vistió por última vez de torero el 20 de octubre de 1799. Fue el origen de la escuela rondeña y el primer director de la efímera Escuela de Tauromaquia de Sevilla.

La escuela sevillana tuvo su origen en el toreo y la didáctica de José Delgado Pepe-Hillo o Pepe Illo, según distintos tratadistas, nacido en 1754 en Sevilla. Fue discípulo de Costillares y mantuvo con Pedro Romero una dura pugna por la preeminencia en los ruedos. Para Pepe-Hillo todo cuanto se hace en la plaza, incluida la muerte del toro, forma un conjunto que ha de ser coherente y estable. Cada una de las suertes ha de realizarse con habilidad y gracia, tanto con la capa como con la muleta. Perfeccionó la verónica e inventó el capeo de espaldas o “de frente por detrás”. En 1795 publicó en Cádiz, redactada por su amigo don José de la Tixera, La tauromaquia o el arte de torear, entre cuyos preceptos incluye uno que ha de ser fundamento de las suertes de capa y muleta hasta nuestros días: cargar la suerte, que es “aquella acción que hace el diestro con la capa cuando sin menear los pies tuerce el cuerpo de perfil hacia fuera, y alarga los brazos cuanto pueda”. “Tender la suerte”, hoy término en desuso, “es lo mismo que cargar la suerte, con la diferencia que se lleva más tiempo tendido el engaño”. Murió el 11 de mayo de 1801, en Madrid, como consecuencia de las heridas que le causó el toro Barbudo de la vacada de Peñaranda de Bracamonte.

No fue el primer torero que murió en los cuernos de un toro, pues ese trágico honor le corresponde a José Cándido Expósito (1734-1771), sí fue el primero que por su celebridad y trascendencia conmovió al morir el planeta taurino.

6





SIGLO XIX

Aunque en su tercio final el siglo XIX conoció la que ha sido denominada primera edad de oro del toreo, las primeras tres décadas asistieron, sin embargo, a un importante decaimiento del arte taurino. Primero, por la prohibición dictada en 1805 por el rey Carlos IV de celebrar corridas de toros o novillos en todo el reino; después, por la larga Guerra de Independencia —aunque José Bonaparte levantó la prohibición, la división de los españoles y la extenuación de las ganaderías fueron factores determinantes— y, sobre todo, porque tras la muerte de Pepe-Hillo no surgió hasta 1830 ningún torero que mandase por su arrolladora personalidad en los ruedos. Habrá que esperar a la aparición de Francisco Montes Paquiro (1805-1851), al que se llamó el Napoléon de los toreros y al que también se le ha aplicado el apodo de el gran legislador, cuya alternativa (18 de abril de 1831) coincidió con los comienzos del romanticismo. Había sido el alumno más brillante de la Escuela de Tauromaquia de Sevilla. Se le atribuye la invención del galleo, que, en sus propias palabras, se diferencia del mero recorte en “que se hace a favor del capote o algún otro engaño, mientras que el recorte se ejecuta sólo con el cuerpo”. Pero su mayor aportación a la lidia fue la publicación en 1836 de su Tauromaquia —redactada por Santos López Pelegrín, con el seudónimo de Abenamar—, que fue la primera que combinaba los elementos técnicos con los fundamentos tácticos de la lidia, y éstos, a su vez, con la primera organización seria de las cuadrillas y las funciones de cada uno de sus participantes en las suertes reglamentadas para cada uno de los tercios —varas, banderillas y muerte— en que se divide la corrida. Alumno también de la Escuela de Sevilla fue el madrileño Francisco Arjona Cúchares (1818-1868), que dejó para la posteridad la equiparación del arte de torear con “el arte de Cúchares”, siendo su toreo efectista, generoso con los gustos del público, por más que pudieran ser inclinaciones vulgares y, desde luego, de una extrema sabiduría sobre las reacciones del animal y de un valor próximo a la temeridad. En recortes y galleos no tuvo rival, y el toreo moderno le debe, pese a lo heterodoxo de sus métodos, mucho del lucimiento en las suertes de muleta. Desde el 29 de septiembre de 1865, día de la toma de alternativa de Rafael Molina Sánchez Lagartijo, hasta 1890, cuando se retira de los ruedos Salvador Sánchez Frascuelo, cifran los historiadores la primera edad de oro del toreo, marcada por el enfrentamiento en los ruedos, que no en la vida privada, donde fueron grandes amigos, de ambos diestros.

Este tipo de competencias no era nuevo; es más, en cierto modo, el siglo XIX ha sido conocido también como el del origen de “las colleras de toreros complementarios” (aunque el término de Fernando Villalón pertenece al lenguaje campero y del rejoneo: pareja de jinetes que acosan a caballo a la res para derribarla o pareja de rejoneadores que actúan de forma conjunta en la lidia), y así se vivieron las contiendas de El Chiclanero y Cúchares, de El Tato y El Gordito y se vivirían después las de Bombita y Machaquito, para culminar, al siglo siguiente, con la que ha sido considerada paradigma de todas: Joselito y Belmonte. Pero la lucha entre Lagartijo y Frascuelo fue la primera entre dos toreros excepcionales, capaz cada uno de por sí de señalar la fiesta con su nombre.

A Lagartijo le debe el toreo la depuración de las suertes conocidas que hizo que lo existente resultase renovador y mejorado entre sus manos. A Frascuelo, el toreo de poderío y un control y habilidad con la espada, cumbre de la fiesta.

7





ÉPOCA DE TRANSICIÓN

El último tramo del siglo XIX y los inicios del siglo XX trazaron un cambio profundo y persistente en la concepción del toreo y en la interpretación de sus suertes. Con Rafael Guerra Guerrita el toreo cambia, se hace más arte que lucha. Según José María de Cossío: “La seguridad con que el diestro cordobés afirmó los cimientos de la corrida, vigiló todos sus tercios practicándolos eminentemente, conservándose su sentido a prueba de caprichos y extravagancias de los diestros, fueron servicio invaluable que prestara a la evolución de la fiesta.”

Cabe al sevillano Manuel García el Espartero (1865-1894) —muerto en las astas de Perdigón de la ganadería de Miura—, al también sevillano Antonio Reverte Jiménez (1870-1903) y a Antonio Montes, nacido en Sevilla en 1876 y muerto en México en 1907 como consecuencia de las heridas que le produjo Matajaca, de la ganadería de Tepeyahualco, cumplir como los principales eslabones en la cadena que une el toreo clásico de finales de siglo con el toreo moderno, a la belmontina. El pase más característico del Espartero, adelantando la pierna contraria para hacerlo más hondo, fue precedente inmediato de la forma de cargar la suerte belmontista.

No menos importantes que estas innovaciones técnicas fueron los cambios que se produjeron en la bravura de los toros y en su comportamiento con el torero. En especial por el mayor quebranto que sufrían los animales durante la corrida, tanto por el distinto castigo con los hierros como por el mayor forzamiento en los pases. Se pasó, pues, de un toreo de preservación a otro fundamentado en la belleza y el riesgo aceptado durante la faena. Este aspecto se singulariza y evidencia en la transformación de los quites, que pasan de ser ayuda o socorro en ocasión de peligro a auténticos momentos de lucimiento artístico de los matadores. Durante el tercio de picas abundan más las suertes de capa que los propios puyazos. De aquellas, la variante fundamental afecta a la verónica, en la que el cite de frente es sustituido por el de costado. Las innovaciones más difundidas son la aparición del farol en 1855, inventado en pase y nombre por Manuel Domínguez; los recortes capote al brazo que instrumentaba Antonio Reverte y el pase cambiado de rodillas de Fernando el Gallo. En banderillas aparecen el cuarteo y el quiebro, este último ensayado por primera vez por Antonio Carmona el Gordito. Disminuye, también, el tamaño de la muleta y Cúchares inventa los pases ayudados por alto. Se generaliza, por último, la estocada al volapié. Como observa José María de Cossío: “La época es de plena madurez, ya que logra, en síntesis ejemplar, depurar y perfeccionar la suerte básica de la lidia, que es la muerte del toro, y dar un impulso a los elementos propiamente artísticos del toreo. La corrida que pudiéramos llamar moderna queda perfilada y definida.”

8





SIGLO XX

Durante el siglo XX, el arte de torear pasa en España por momentos especialmente definidos: los años que preceden a la Guerra Civil, la década posterior y lo acontecido en su recta final. Después de más de una década considerada de transición, la aparición y enfrentamiento de las figuras de Joselito el Gallo y de Juan Belmonte fundaron la denominada “edad de Oro del toreo moderno”, que se extiende desde la toma de alternativa de Belmonte, el 16 de octubre de 1913, hasta la muerte de Joselito el 16 de mayo de 1920 en Talavera.

Dos concepciones y dos sentimientos del toreo, dignos y trascendentes por igual, contendían, no por el primer puesto en el escalafón, sino por conquistar la más alta cumbre del toreo. La rivalidad entre ambos no perseguía la eliminación del contrario del planeta de los toros, sino que, antes bien, Joselito abelmontó su extraordinario conocimiento y sus facultades, mientras Belmonte añadió a su personalidad única un mejor dominio de los secretos de la lidia, aprendidos a su vez de Joselito. De este modo, técnica y arte concurrían en el verdadero nacimiento del toreo moderno. En palabras del crítico José Antonio del Moral: “Hasta advenir Belmonte, torear consistía en esquivar las acometidas del toro sobre las piernas, con más o menos valor, con mayor o menor habilidad y arte. Pero Juan Belmonte impuso la quietud de los pies y la templanza, la despaciosidad en la realización de las suertes, por lo que fue y será considerado como el fundador del toreo moderno”. La muerte de Joselito deja solo a Juan Belmonte, que ya nunca fue el mismo, aunque, después de una breve retirada, se afirma que en su regreso a los ruedos aún toreaba mejor. Se impuso la concepción belmontista y se inició la que ha sido llamada edad de plata, que cubre la década de 1920 a 1930, y que se podría extender hasta la conclusión de la siguiente, marcada por la Guerra Civil. Fue esta una época ensombrecida por el elevado número de toreros que perecieron en las astas de los toros, como Manuel Granero (1922) e Ignacio Sánchez Mejías (1934) entre los más destacados. Los más importantes de entonces fueron Marcial Lalanda, Manolo Bienvenida, Pepín Martín Vázquez y Domingo Ortega.

Al término de la contienda —que, además de otras desgracias más dolorosas, dejó la ganadería de toros bravos en lastimosas condiciones— surgió como figura que gobernaría hasta su muerte el toreo de la posguerra el cordobés Manuel Rodríguez Manolete, un torero que extremaría la revolución belmontista y que impondría, además, la regularidad más estricta en sus faenas y una perfecta eficacia en la suerte suprema, maestría que no pudo impedir, sin embargo, la mortal cogida del matador, el 28 de agosto de 1947, en Linares, al ejecutarla frente a las astas de Islero, el nombre de uno de los toros célebres de la historia de la tauromaquia. La figura pareja de Manolete en estos años fue el sevillano Pepe Luis Vázquez y en grado menor Antonio Bienvenida. La década de 1950 se inicia con la aparición de dos toreros tan opuestos como complementarios: Julio Aparicio y Miguel Báez Litri, y tiene sus dos personalidades más señeras en Luis Miguel Dominguín y Antonio Ordóñez, que ejerce su magisterio durante 20 años.

La década de 1960, polémica por el imperio que ejerce un torero singular y discutidísimo, Manuel Benítez el Cordobés, contempla, sin embargo, la aparición de algunas de las figuras más personales y carismáticas del toreo moderno: Paco Camino, Diego Puerta, Santiago Martín el Viti, Jaime Ostos, Curro Romero, Rafael Ortega, Antonio Chenel Antoñete y Rafael de Paula. La década siguiente, la de 1970, fue una etapa de transición, en la que, sin embargo, aparecieron y brillaron algunos grandes toreros: el malogrado Francisco Rivera Paquirri, José María Manzanares, Dámaso González, Pedro Moya Niño de la Capea y Curro Vázquez.

En los últimos años del siglo XX y los primeros del XXI, además de un renovado impulso a todo lo que rodea a la fiesta del toro, varios toreros han recuperado toda la tradición clásica del toreo: Juan Antonio Ruiz Espartaco, José Miguel Arroyo Joselito, Enrique Ponce, Julio Aparicio, el colombiano César Rincón (el único matador que ha abierto la puerta grande de la plaza de Las Ventas de Madrid en cuatro tardes consecutivas), José Tomás o Julián López Escobar el Juli.


In het zeer kort, Ergens rond 1385 is er melding van toreadores, het stierengevechten "nieuwe stijl "duikt voor het eerst op in de boeken in de XVI eeuw. Het is het vandaag bekende rejoneo ( te paard ). Gedurende de volgende eeuwen evolueert het tot de vandaag de dag gebruikele vormen . dus niet vanaf de 18 e eeuw. Daar is het al ver ontwikkeld tot de huidige vorm

Bron : genaderoslidia

Op naar de 2000 .....duurt nog even :-)

Link naar reactie
Delen op andere sites

Citaat:
De haat:
Er zijn veel mensen tegen het stierenvechten, ook onder de Spanjaarden. Een voorbeeld hiervan is:
Javier Urra: Hij is een Spaanse psycholoog/ pedagoog. Hij pleitte in 1999 voor een verbod voor kinderen onder de 14 jaar om deze sport te bekijken. Hij vergeleek stierenvechten met porno.
De aficionados waren het er absoluut niet mee eens. Het Catalaans
regioparlement steunde meneer Urra, en weert sinds 1999 de jongeren onder de 14 jaar van zowel stierenvechten als andere gewelddadige sporten zoals: Boksen.

Enquêtes wijzen uit dat het merendeel van de Spaanse bevolking niets van de stierengevechten wil weten.
Bij het beginpunt van de Ramblas hebben wij 20 Spanjaarden gevraagd of zij voor of tegen het stierenvechten zijn. 12 van de ondervraagden waren tegen het stierenvechten, 8 waren er voor. Onder de 12 mensen die tegen waren zaten 3 mensen die echt heel fel tegen stierenvechten waren en 2 daarvan waren ook werkelijk lid van een anti-stierenvecht comité.


Ik weet zelf geen getallen maar JA er zijn veel mensen tegen het sierengevecht.. ook in Spanje. Maar dan kunnen we zeggen wat is veel. het is relatief . Hoeveel % van de totaal bevolking, welke regio meer en welke minder... Op de ramblas 20 mensen vragen levert dat antwoord op maar vraag die zelfde vraag in Malaga stad of Sevilla en je krijgt zeker weten een ander resultaat. Waarbij men ongetwijfeld ook tegenstanders vind. Zelf ken ik persoonlijk veel mensen in de Stad Ronda en regio.
Daar zitten liefhebbers bij maar ook mensen die het niet interesseert . In Andalucia zul je in de vele bars op Zondag niet alleen het voetbal op de tv zien maar ook het stierengevecht. En iedereen kijkt naar beide spektakels.

Tegenstanders heb ik nooit ontmoet, behalve op het net waar het schijnbaar een standaard is om welk topic gerelateerd aan dit onderwerp te bashen met vooral veel geschreeuw. Feiten tellen , voor en ook tegen. Er zijn zat zaken tegen het gevecht.

Zoals gezegd, ik ben geen voorstander maar ook geen tegenstander. Mijn irritatie gaat uit naar degene die maar wat schreeuwen zonder ooit het gezien te hebben ( dat kan men al veel zaken toeschrijven, zoals bekend we hebben 16 miljoen experts in dit land..... ik beschouw me niet als zo iemand.. )
@ sattaz : Jij dus niet. Je gebruikt argumenten die gestaafd zijn met onderzoeken. Dat is prima in een discussie. ZO hoort het . kunnen anderen nog wat van leren.

Op naar de 2000 .....duurt nog even :-)

Link naar reactie
Delen op andere sites

Gast
Dit topic is nu gesloten voor nieuwe reacties.
  • Wie is er online   0 leden

    • Er zijn geen geregistreerde gebruikers deze pagina aan het bekijken
×
×
  • Nieuwe aanmaken...